De overgangsnormen zijn afgeleid van de exameneisen voor het voortgezet onderwijs.
Bij havo en atheneum komt het eindcijfer van een vak tot stand op basis van het doorlopende gemiddelde. Bij het vmbo komt het eindcijfer tot stand op basis van drie periodecijfers.
Eindcijfers op het overgangsrapport worden per vak afgerond op hele cijfers.
De afronding vindt plaats op basis van het eerste cijfer na de komma. - Een gemiddelde van 5,49 wordt dan een 5. - Een gemiddelde van 5,50 wordt dan een 6.
Het gemiddelde van alle eindcijfers moet gemiddeld minimaal een 6,0 zijn. - Een gemiddelde van 5,99 is dus niet toereikend.
De overgangsnorm wordt begrensd door zogenaamde ‘tekortpunten’.
Een tekortpunt ontstaat als het eindcijfer lager is dan 6. - Het cijfer ‘5’ betekent 1 tekortpunt. - Het cijfer ‘4’ betekent 2 tekortpunten.